5. Wachten op morgen

03-01-2024

Zowel Bernhilda als Joycelyn vreesden de dag dat Laurence van het bestaan van Eduard zou afweten. Het zou niet alleen als verraad aanvoelen, hij zou ook geconfronteerd worden met het idee dat Alice zonder hem een kind op wereld had gezet. Iets wat hem diep zou raken, want dan zou pas echt met zekerheid geweten zijn dat het zijn fout was dat het stel geen kinderen kon krijgen. 

Allerlei scenario's hadden al door Bernhilda's hoofd gespeeld vanaf het moment dat ze van Eduards bestaan afwist. Ze was niet alleen door Joycelyn aangesproken geweest, ook Alice had haar destijds bij zich genomen. Zonder al te veel woorden had Alice duidelijk gemaakt dat ze er niet aan moest denken om er nog maar één woord over te reppen. Bernhilda had heel duidelijk begrepen dat ze dan zonder goede referentie kon vertrekken. 

Sowieso was ze dat niet van plan en jammer genoeg had Bernhilda een herinnering waarvan ze zich niet kon ontdoen.

Ze zag Laurence nu in de serre en greep nu terug naar deze momenten. Wanneer zou het moment aanbreken dat Eduard zou komen aanbellen, of meer nog; 'Bij wie was hij terecht gekomen en hoe lang zou het duren eer men om geld kwam vragen?'.

De herinnering aan Alice's waarschuwing om geen woord over Eduard te reppen, hield haar in een verstikkende greep. 

Terwijl hij opleefde en zich nietsvermoedend met de planten bezighield, besefte Bernhilda steeds meer dat de kans dat het geheim onthuld zou worden, groter werd.

Wachten, werd wachten op morgen, terwijl ze haar dagelijkse bezigheden had. Bernhilda droeg al ruim 2 jaar het geheim alleen en kon het met niemand delen. Als huishoudster diende ze zulke zaken ten allen tijde voorzich te houden en bovendien had ze het moeilijk om de nieuwe meisjes te vertrouwen. Ze waren jong en frivool. In Bernhilda's ogen te jong, maar misschien werd haar visie vertroebeld doordat ze de laatste jaren alleen aan Laurences zijde had gestaan. Niet letterlijk, want uiteraard zou niemand Alice vervangen. Ze had hem alleen zo goed mogelijk bijgestaan om aan zijn wensen te voldoen.

Er was een tijd geweest dat dienstmeisjes kwamen en ook weer snel gingen. Het was alsof hij haar telkens probeerde te vervangen. Jonge, timide meisjes waren te bedeesd om gewend te raken aan zijn grillen. 

Terwijl Bernhilda zich weer eens in haar gedachten verloor, merkte ze dat Laurence haar benaderde. Ze rechtte haar rug en probeerde haar zorgen te verbergen achter een kalme glimlach. Laurence, zich niet bewust van de storm die in haar binnenste woedde, begroette haar met een vriendelijke knik.

"Goedemiddag, Bernhilda. Hoe gaat het vandaag?" vroeg hij, terwijl hij zijn aandacht richtte op een zeldzame orchidee in de vensterbank.

"Goedemiddag, meneer. Alles verloopt zoals het hoort," antwoordde Bernhilda met een beheerste glimlach. Haar innerlijke strijd bleef echter onopgemerkt voor Laurence die zich ondertussen meer tot de orchidee had gericht dan tot zijn huishoudster. Het was alsof de aanspreking een reden was geweest om het voor hem makkelijker te maken om zich naar de bloem te begeven. Iets wat hem meer interesseerde. 

'Ik geloof het vast, vriendje', ging hij voort. 'Hier is het veel te warm voor jou', ging hij verder. En nu het wel duidelijk was dat Laurence allerminst geïnteresseerd was in de goede middag die Bernhilda had, deed ze voort met haar dagtaken.

Ze had het budget nog te beheren, want, ook al had Alice nooit gewerkt, ook daar kon Laurence zich nog maar weinig van aantrekken. De auto's die Laurence voorheen zo succesvol verkocht, konden hem nu gestolen worden. Hij was overbodig geworden, maar hoewel Laurence dat als een positieve zaak zag, kon Bernhilda zich niet inbeelden dat er niet van zijn afwezigheid geprofiteerd werd.


Bernhilda worstelde met haar gedachten terwijl ze zich een weg door de financiën van het huishouden baande. Het budget beheren was een taak die ze al lang op zich had genomen, maar nu voelde het als een zware last. Ze kon niet anders dan zich afvragen of Laurence wel besefte hoe snel het geld slonk en hoe fragiel de stabiliteit van het huishouden was geworden. 

Terwijl ze zich concentreerde op de cijfers, bleven haar gedachten afdwalen naar de verbogen realiteitszin van Laurence.

Steeds vaker zat hij urenlang in de serre, te tekenen, te glimlachen naar zijn pen en papier. Wanneer Bernhilda hem op een dag zijn camillethee was gaan brengen, hoorde ze hem vertellen over Alice en de liefde die ze had voor deze bloemen. 

'Dames, sprak hij hen toe, jullie zijn geliefd.', sprak hij hen toe. 'Het heeft dan wel even mogen duren, maar ik heb de draad net op tijd terug opgepikt.' 'Jullie zijn mijn steun en toeverlaat'.

De woorden van Laurence weerklonken als een vreemde echo in de serre. Bernhilda kon niet anders dan zich afvragen of hij werkelijk besefte wat er gaande was in het huishouden. De financiële zorgen, het geheim dat ze met zich meedroeg, het naderende gevaar van Eduards terugkeer – het leek allemaal ver weg voor Laurence terwijl hij zich omringde met de rust van de natuur.

Met een bezorgde blik bood Bernhilda hem het kopje thee aan. "Meneer, ik dacht dat u misschien even een moment van rust nodig had," zei ze voorzichtig.

Laurence nam de thee aan en keek haar aan met een glimlach die diep van binnen leek te komen. "Dank je, Bernhilda. Soms moet je de schoonheid om je heen waarderen om het leven echt te begrijpen."

Terwijl hij genoot van zijn thee, kon Bernhilda niet anders dan zich afvragen of Laurence werkelijk begreep wat er op het spel stond. De serre mocht dan wel zijn toevluchtsoord zijn, maar de werkelijkheid buiten die botanische oase wachtte ongeduldig en onvermijdelijk. En Bernhilda, belast met het gewicht van geheimen, bleef achter, zich afvragend hoe lang ze de schijn nog kon ophouden.

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin