1. Schoonheid
Zijn bestaan was zwaarmoedig geworden en, pijnlijk bij elke keer dat hij inademde.
Zijn adem stokte, ook al was het maanden geleden gebeurd. Maanden, van verborgen leven, van verborgen leed, van spijt en zoeken naar die ene reden om stand te houden.
Hij haatte zichzelf, en zijn verbolgenheid.
De dagen strekten zich eindeloos uit, als een monotone symfonie van verlies. Zijn ogen weerspiegelden de leegte die zijn ziel doordrong, en zijn hart voelde als een ongeheelde wond. De tijd leek stil te staan, alsof het universum zelf treurde om het gemis van haar aanwezigheid.
In de eenzaamheid van zijn donkere gedachten vond hij zichzelf gevangen, vastgeklampt aan herinneringen die als schaduwen door zijn geest zweefden.
Leven moest ze, 'Alice', zijn alles, nu en voor altijd.
Hij droomde van haar levendigheid, hoe ze furore maakte wanneer haar bloemen het goed deden.
Haar bloemen, alleen de hare, zo was het altijd geweest en zo dacht Laurence, dat het ook hoorde te blijven.
Zo hoorde het te zijn; een stervende tuin, stervend, zoals zijn pijnlijk hart.
In zijn gedachte wandelde hij door de verlaten serre, zijn echtgenote tegen het lijf lopen, overal waar hij zag. Haar schim naast hem, leidde hem van hoek naar hoek.
Terwijl Laurence door de verlaten serre dwaalde, omringd door de verlepte overblijfselen van wat ooit een weelderige tuin was geweest, voelde hij een beklemmende leegte in zijn borst. Zijn handen streken over de verwelkte bloembladeren, een pijnlijke herinnering aan de pracht die ooit zijn leven en hart vulde.
Het ritme van zijn voetstappen echoënde in de holle ruimte, tot hij plotseling stilhield bij de Dendrobium Berry Oda, de eerste aanplanting die hij samen met zijn vrouw had gekoesterd. De herinnering aan het huwelijksgeschenk bracht een glimlach en een traan teweeg, een bitterzoete dans van liefde en verlies.
In zijn gedachten hoorde hij haar stem weer, zacht als een lentebries. "Laurence, onze liefde is als deze bloemen, delicaat maar vol leven. Ook al zijn de bloemen verwelkt, de herinnering aan hun schoonheid blijft voor altijd bestaan in ons hart."
Terwijl hij zich omdraaide, verwachtte hij haar geest tegen te komen, maar de serre bleef leeg, slechts gevuld met de echo's van de liefde die eens tussen hen had gebloeid. Laurence zakte neer bij de rand van de tuin, zijn gedachten verstrikt in het web van gemis.
Toch begon er iets in hem te veranderen. Een vonk van vastberadenheid gloeide op in zijn ogen. Als eerbetoon aan hun liefde, besloot Laurence om de serre nieuw leven in te blazen. Hij zou de verwelkte bloemen vervangen door verse knoppen, en de leegte vullen met het geluid van fluitende vogels en het zachte ruisen van bladeren.
Met elke zorgvuldige beweging, elke nieuwe bloem die de grond raakte, voelde Laurence de pijn in zijn hart iets verzachten. De serre, eens symbool van verdriet, werd een levend monument voor de liefde die ondanks alles bleef voortbestaan. Hij wist dat het niet makkelijk zou zijn, dat het verdriet niet zomaar zou verdwijnen, maar in het laten herleven van de tuin vond hij een manier om zijn eigen hart te helen.
De Dendrobium, met zijn nieuwe knoppen, leek te glimlachen naar Laurence, alsof het erkende dat zelfs in de stervende tuin van het leven, er altijd ruimte was voor nieuwe bloei. En terwijl hij doorging met het herstellen van de serre, voelde Laurence dat hij niet alleen zijn tuin herstelde, maar ook zichzelf en de kostbare herinneringen aan de liefde die eens tussen hem en zijn vrouw had gebloeid.
Dit zou zijn doel worden. Het levenswerk dat zijn echtgenote omarmd had, zou nu het zijne worden.
Het zou hem troost bieden en het zou bovendien een einde maken aan de ruimhartige monologen die Bernhilda elke dag afstak.
Bernhilda, ze was de enige nog resterende van 3 dienstmeiden. Bekwaam in al wat ze deed. Begaan, met dat tikje bemoeizucht. Hij had gedacht dat nodig te hebben na het verlies van Alice.
Dat was ook zo. Haar vastberadenheid deed haar eer aan. Ze was overeind gebleven wanneer anderen vertwijfeld in hun medelijden, aanhankelijk werden.
Bovendien kon niet ontkend worden dat ze de bui niet hadden zien aankomen. Het huishouden van Laurence en Alice Morton had dan wel nooit kinderen gehad, ze waren altijd op hun luxe gesteld en Laurence had er altijd voor gezorgd dat zijn echtgenote niets tekort kwam.
Zijn eigen rouw was meer dan voldoende, zo had hij besloten en dus liet stuurde hij 2 meisjes de laan uit.
Het vertrek van de andere twee dienstmeiden, al dan niet begrepen door buitenstaanders, was een strategische keuze geweest. Laurence, geconfronteerd met zijn eigen rouw en de behoefte aan een zorgvuldig bewaakt privéleven, had besloten dat het beter was om het huishouden te stroomlijnen. Hij waardeerde de discrete aanwezigheid van Bernhilda, die deel uitmaakte van het vertrouwde meubilair in het huis.
Bernhilda had het vermogen om onuitgesproken behoeften te begrijpen en voorzag in wat nodig was zonder dat Laurence het hoefde te vragen. Het was alsof ze door het huis schreed, niet wachtend op zijn komen of gaan.
En als hij ging, wist Bernhilda dat het ergste nog moest komen.
Laurence, gevangen in de stormen van zijn eigen gedachten, voelde zijn verlies als een loodzware last. Zijn dromen waren doordrenkt met het verlangen naar Alice, de echo's van haar aanwezigheid die hem slechts ontglipten wanneer hij zijn ogen opende. In zijn slaap balde hij zijn vuisten, vechtend tegen de onzichtbare demonen die zijn rust belemmerden.
Het was een confronterende situatie die Bernhilda liever uit de weg ging. Zijn verdriet viel hem al zo zwaar, en dus besloot ze om Laurence verder niet te confronteren met de onrust die hij tijdens zijn slaap veroorzaakte.
Ze was vertwijfeld over de situatie. Dag na dag keek ze lijdzaam toe.
Bernhilda voelde een diepe bezorgdheid in haar borstkas opwellen terwijl Laurence rusteloos in zijn slaap bewoog. Ze wist dat ze hem niet met haar zorgen moest belasten, maar tegelijkertijd kon ze niet langer passief toekijken. Besloten om iets te doen, stond ze op en liep ze zachtjes naar het dressoir aan de andere kant van de kamer.
In het gedempte licht van de nachtlampjes zocht ze naar een notitieboekje en een pen. Ze begon op te schrijven wat ze had waargenomen, de details van Laurence's onrustige dromen en de intensiteit van zijn emoties. Het voelde als een noodzakelijke stap om de puzzelstukjes van zijn innerlijke worstelingen te begrijpen.
Terwijl ze schreef, realiseerde Bernhilda zich dat haar schrijfsels Laurence zouden kunnen helpen.
Laurence zou te edelmoedig zijn om de confrontatie aan te gaan. Hij was telkens zo, wanneer de waarheid hem te gevoelig lag.
Laurence had zich zo opgesteld bij de geboorte van zijn zoon. Tragisch genoeg was het kind gestorven, enkele uren na de geboorte. Dat de bevalling moeizaam was geweest voor Alice, had hij nooit ontkend, maar dat de urenlange arbeid ook nefast was geweest voor het kind, leek hij sindsdien verdrongen te hebben.
Het had Alice getekend. Haar hart brak, telkens bij de gedachte dat ze wel een kind wilde, maar voor zichzelf moest toegeven dat ze onder geen enkel beding klaar voor was.
Bernhilda herkende net hetzelfde leed in Laurence, als welke ze toen in Alice had gezien.
Wekenlang had ze in de kinderkamer doorgebracht, zittend in een schommelstoel, wiegend en haar ogen gefixeerd op de wieg die leeg en verlaten in de hoek van de kamer stond. Ze voelde een zware last op haar schouders rusten, een last die niet alleen werd veroorzaakt door het verlies van hun kind, maar ook door de onuitgesproken verwachtingen en de pijnlijke stilte die tussen haar en Laurence hing.
Hij stortte zich van toen af op zijn werk. Verwachtingen legde hij hoger en hoger. Verkopen, was de boodschap. Wagens gingen enkele jaren geleden als zoete broodjes de deur uit. Maar, hij had zichzelf overschat. Dat was althans de conclusie van Bernhilda. Ze was dan wel niet van rijke komaf, deductie was haar favoriete bezigheid. Ze had voor verschillende huishoudens gewerkt alvorens bij de Mortons te beginnen. Allen hadden ze hun eigen verhaal gekend. Hun eigen stempel. De een was overspelig geweest, de ander had zijn geld verwed op de paardenraces. Met pijn in het hart had ze het moeten aanzien; elke teloorgang.
Ook in het geval van Laurence Morton was er in zekere zin sprake van teloorgang. Hij had dan wel altijd omzichtig omgesprongen met zijn geld, nu zat hij evenzeer in zak en as.
Bernhilda besloot haar gedachten niet langer te laten afdwalen naar wat vroeger was. Ze zette zich schrap op de stoel aan ge schrijftafel. Eerst wat vertwijfeld over hoe ze zou beginnen. Dan schreef ze de eerste woorden 'Ik zie'
'Ik zie je rusteloosheid', besloot ze. Je zwoegen en dwalen. Ik zie de boosheid in je verlangen.
Je gebalde vuisten weerspiegelen je hele zijn. Je bent er, maar ook weer niet. Nu, hoewel je slaapt, ben je er helemaal. Klaar om overal komaf mee te maken. Soms bulderend en van tijd tot tijd smekend, breng je haar naam uit 'Alice'.
Ze kon de onuitgesproken zorgen en innerlijke strijd voelen die zijn dromen beheersten.
'Zou ik het doorprikken?', schreef ze dan vragend op. Ze liet haar pen rusten na deze vraag.
Hoe bedacht Bernhilda en waarom. Wat kan ik bereiken als ik hem toespreek?
Bernhilda staarde naar de woorden die ze had geschreven, haar pen stil op het papier rustend. De vraag die ze zichzelf stelde hing in de lucht, even zwaar als Laurence's rusteloze dromen.
"Zou ik het doorprikken?" herhaalde ze in gedachten, haar ogen gefixeerd op Laurence die nog steeds in een onrustige slaap verkeerde. Ze wist dat ze voorzichtig te werk moest gaan, als een chirurg die een delicaat weefsel benadert. Het doorprikken van de sluier die zijn dromen omhulde, zou niet zonder risico's zijn.
Ze dacht na over haar intenties. Waarom voelde ze de behoefte om Laurence te confronteren met zijn diepste emoties? Was het uit zorg, uit mededogen, of zat er meer achter? Bernhilda besefte dat ze op de grens van een emotionele mijnenveld stond, en elke stap moest doordacht zijn.
Bernhilda begreep dat ze niet de kracht had om Laurences innerlijke demonen volledig te verdrijven. Maar ze hoopte wel dat haar aanwezigheid en woorden een opening konden creëren voor hem om zijn eigen pijn te erkennen.