7. Schuld

24-07-2024

Bernhilda stond nog even in de deuropening, haar ogen volgden Eduard terwijl hij het pad afliep. De spanning die zich had opgebouwd, begon langzaam weg te ebben, maar ze voelde nog steeds een knoop in haar maag. Ze had geweten dat dit moment zou komen, maar niets had haar kunnen voorbereiden op de intensiteit van de confrontatie tussen Laurence en Eduard.

Met een zucht draaide ze zich om en liep terug naar de serre. Laurence stond nog steeds bij zijn orchideeën, maar zijn handen bewogen niet meer. Hij staarde naar een punt in de verte, zijn gezicht een masker van verwarring en pijn.

"Meneer Laurence," begon Bernhilda zachtjes, hopend zijn aandacht te trekken zonder hem verder te irriteren. "Het spijt me dat ik u vanmorgen heb gestoord, maar ik dacht echt dat dit belangrijk was."

Laurence keek haar aan, zijn ogen nog steeds hard maar minder vurig dan voorheen. "Je hebt goed gehandeld, Bernhilda. Het is niet jouw schuld dat dit zo is gelopen." Hij draaide zich weer om naar zijn bloemen, alsof hij troost zocht in hun delicate vormen.

Bernhilda voelde een golf van medelijden voor de man die ze al jaren diende. "Zou u iets willen drinken, meneer? Misschien wat thee om tot rust te komen?"

Laurence knikte afwezig. "Ja, thee zou fijn zijn. Dank je, Bernhilda."

Terwijl ze naar de keuken liep om thee te zetten, dacht Bernhilda aan de tijd dat Alice nog leefde. Ze herinnerde zich de glimlach van Alice, haar zachte stem en de manier waarop ze altijd zo lief was voor iedereen in huis. Dat ze een geheim had gedragen, een geheim dat nu alles op zijn kop zette, maakte het verlies des te schrijnender.

Met de thee op een dienblad keerde ze terug naar de serre. Laurence had plaatsgenomen in een van de stoelen, zijn blik nog steeds afwezig. Ze schonk de thee in en zette het kopje voor hem neer.

"Hier, meneer. Dit zal u goed doen."

Laurence nam het kopje aan en nam een slok. Hij zuchtte diep en sloot even zijn ogen. "Alice heeft me zo vaak verteld dat we geen kinderen konden krijgen. En ik geloofde haar. Waarom zou ik haar ook niet geloven?"

Bernhilda ging tegenover hem zitten, haar handen gevouwen in haar schoot. "Soms doen mensen dingen uit liefde, meneer. Misschien dacht ze dat dit het beste voor u en voor Eduard was."

Laurence knikte langzaam, zijn blik verzachtend. "Misschien heb je gelijk. Maar het verandert niets aan het feit dat ik nu met een jonge man zit die ik nauwelijks ken, maar die misschien wel zaken van me verwacht." Hij nam nog een slok van zijn thee en keek Bernhilda recht aan. "Hij lijkt zo veel op haar. Heb je dat ook gezien?"

De volgende ochtend arriveerde Eduard vroeg bij het huis van Laurence. Hij had nauwelijks geslapen, nerveus over de ontmoeting die voor hem lag. Terwijl hij aan de deurbel trok, probeerde hij zijn gedachten te ordenen. Hij moest Laurence overtuigen van zijn oprechtheid en vastberadenheid.

Bernhilda opende de deur met een bemoedigende glimlach. "Goedemorgen, Eduard. Meneer Laurence verwacht u in de serre. Kom binnen."

Eduard stapte naar binnen en volgde haar door de lange gangen naar de serre. Toen hij de kamer binnenstapte, zag hij Laurence aan een tafel zitten, omringd door zijn geliefde orchideeën. De man keek op, zijn ogen onderzoekend maar minder vijandig dan de dag ervoor.

"Goedemorgen, meneer Buchannon," begon Eduard beleefd.

Laurence knikte, zijn blik strak. "Goedemorgen, Eduard. Ga zitten. Laten we praten."

Eduard nam plaats aan de tafel en keek om zich heen. De serre was gevuld met een indrukwekkende verzameling orchideeën, elk zorgvuldig verzorgd. "Uw orchideeën zijn prachtig, meneer. Heeft u altijd een liefde voor planten gehad?"

Laurence's gezicht verzachtte een beetje bij het onderwerp. "Ja, ik vind rust in het verzorgen van mijn orchideeën. Het is iets wat ik al jaren doe. Het helpt me om mijn gedachten te ordenen."

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin